Nooit sedert 1830 heeft een ernstiger uur voor België geslagen: de ongeschonden toestand van ons land wordt bedreigd. De kracht van ons recht, de sympathie van andere naties voor België, de noodzakelijkheid voor het evenwicht binnen Europa van Belgiës zelfstandige bestaan, doen ons nog hopen dat de te duchten gebeurtenissen zich niet zullen voordoen. Vanaf nu zijn onze jongeren te been, vast besloten met de spreekwoordelijke hardnekkigheid en koelbloedigheid der Belgen, het in gevaar verkerende land te verdedigen. …
Het ogenblik voor daden is aangebroken. Ik heb u bijeengeroepen ten einde aan de Wetgevende Kamers de kans te geven zich aan te sluiten bij de roep van het volk, in een gevoel van zelfopoffering. Dringend zult ge de nodige maatregelen voor de oorlog én voor de openbare orde nemen. …
Mijn bestuur en ikzelf, wij stellen het volle vertrouwen in de bevelhebbers van het leger en in zijn soldaten. Nauw aansluitend bij de bevolking en er door ondersteund, is het staatsbestuur zich ten volle bewust van haar verantwoordelijkheid. Het zal haar verantwoordelijkheid op zich nemen tot op het laatste…
Zo een vreemd land ons grondgebied schendt, zo zal het alle Belgen verenigd vinden rond de soeverein, die nooit zijn grondwettelijke eed zal verbreken, en rond de regering, die het vertrouwen van de hele natie geniet. Ik geloof in onze bestemming. Een land dat zich verenigt, dwingt eerbied af. Dat land gaat niet ten onder. God zal met ons zijn in deze rechtvaardige zaak, mijne heren. Leve het onafhankelijke België!
Zie Het Laatste Nieuws, jg. 27, 5 aug 1914 (bijlage Oorlogskranten, dl.1)