Samen met de rector van de universiteit van Leuven, Ladeuze en professor kannunik Cauchie verlaat ik Leuven. We moeten wel, om aan het aangekondigde bombardement op Leuven te ontstnappen. Op de Tervuursesteenweg komen we in een grote vluchtelingenstroom terecht. Vier soldaten aan een controlepost beschimpen de voorbijgangers, verplichten iedereen de handen in de lucht te steken en dwingen de vluchtelingen aan de zijkant van de steenweg te lopen, zodat het midden vrij is voor voorbijrijdende auto’s.
Bij het binnenkomen van Tervuren pikt een controlepost alle priesters uit de lange stroom vluchtelingen. Aan hun soutane zijn ze natuurlijk gemakkelijk te herkennen en dat breekt hen nu zuur op. In een wei langs de weg worden ze gevangen gezet, officieel is de reden voor hun gevangenschap dat ze de bevolking tegen de Duitse troepen zouden hebben opgehitst. De groep groeit snel aan, waaronder rector Ladeuze, mgr. De Becker als rector van het Amerikaans college en de jezuïet pater Dupierreux. En terwijl iedereen wordt gefouilleerd, vindt één van de mannen bij Dupierreux een boekje met aantekeningen met zogenaamd opruiende taal tegenover de Duitsers. De nog jonge en onervaren jezuïet had ongelukkigerwijze Leuven vergeleken met de verwoesting van steden door Atilla de Hun en de bibliotheekverbranding van Alexandrië. Binnen de minuut werd Dupierreux afgezonderd van de rest van de groep. Een oudere priester mocht hem de biecht afnemen. Nog maar net had Dupierreux absolutie gekregen, of hij werd brutaal met een paar geweerschoten afgemaakt.