‘Een mank meisje, aan de arm van een kloeke vrouw, tracht bij te blijven. Ze doet aan een sprinkhaan denken. Aangezichten met grijze stoppelbaarden, bleek, gerimpeld, met een verslagen uitdrukking.’ Zo ongeveer beschrijft Virginie Loveling de vluchtelingenstroom die eerste maanden van de oorlog in België. Een kil herkenbaar beeld.
In 1991 zag ik in Irak Koerden, schuifelend over de bergpassen trekken op de vlucht voor de legers van Saddam Hoessein. Zo ziet hopeloosheid er dus uit. In 1914 vluchten honderdduizenden Belgen naar Frankrijk, Engeland, maar vooral toch naar het neutrale Nederland. Meer dan een miljoen landgenoten trekt naar de Noorderburen. Aanvankelijk zijn ze van harte welkom. Zo gaat dat meestal bij een humanitaire tragedie. Maar na enige tijd begint het gemor. De nieuwkomers drinken te veel bier, ze zijn luidruchtig in hun barse taaltje. Zouden die vluchtelingen niet beter af zijn thuis? De vraag komt meestal na enkele maanden, wanneer oorlog een gewoonte wordt. Het doet me allemaal teveel denken aan de Palestijnse kampen in Libanon. Eerst zijn de buren welkom, daarna worden ze een last. Gelukkig blijven de meeste landgenoten geen vijftig jaar op de vlucht zoals de Palestijnen. De meeste keren terug naar een bezet land, verwoest, geplunderd met de winter voor de deur.
Kan de wereld toekijken en niets doen? Gelukkig zijn de Amerikanen er nog. In 1914 kijken ze nog toe vanop de zijlijn, maar met het hart op de juiste plaats. ‘Brave little Belgium’, het wordt een noodkreet op ontelbare feestjes en inzamelacties. De Belgen zijn onschuldige slachtoffers van agressie. Miserie in wintertijd. Het werkt en het is eerbaar. Van cynisme krijgen de oorlogsslachtoffers immers geen volle maag. Dat merk ik de laatste jaren te vaak in de kampen met miljoenen Syrische vluchtelingen. Het is een lot dat ze niet hebben gekozen. Maar ze hebben het verkeerde geloof, spreken de verkeerde taal. Elke tijd heeft zijn eigen vooroordelen.
De latere Amerikaanse president Herbert Hoover is de bezieler van de hulpcampagne aan weerloos België. Vier jaar lang worden miljoenen mensen in België in leven gehouden door de hulp van buitenaf. Met kerstmis 1914 verschijnt er een huldeboek aan koning Albert. Al wie naam en faam heeft levert bijdragen. De opbrengst gaat naar de hulpbehoevenden. Tegenwoordig heet dat Syrië 1212, Haiyan 2121 of Music for life.
(Rudi Vranckx voor Oorlogsdagboek Leuven, augustus 2014) Uittreksels van Rudi Vranckx verschenen in de reeks Oorlogskranten