Mensen worden uit hun huis gedreven en naar de Statieplaats geleid. Als Schwein of Schweinehunde… worden ze bespot, geduwd, geslagen en voortdurend bedreigd met executies. Dit gaat nu al de hele avond door. Nu en dan wordt een gevangene in de statie geleid, klinkt er een salvo en ziet men hem niet meer terug. De andere, wachten gelaten hun lot af. Wat kunnen ze ook doen tegen zo’n buitensporig geweld?
Een getuige verklaart: “Eenmaal op het Stationsplein doet men ons over het ijzeren hek rond het standbeeld van Vande Weyer stappen, waarbij ik een kolfslag op mijn rechterarm krijg, die ik even had laten zakken om een oude man van 83 jaar over de afsluiting te helpen. Eén voor één worden we gefouilleerd : onze zakken, tassen, geldbeugels.
Enkele van onze lotgenoten worden doodgeschoten, waaronder Jan Smets en Jean Freché. Duitse soldaten hadden in hun zakken een kogel gevonden en ook al beweerden de twee mannen in paniek dat ze die gewoon van straat hadden opgeraapt, ze kwamen zonder uitstel voor het vuurpeloton. Onder onze ogen worden verschillende lijken van burgers naar het perkje rond het standbeeld gesleept. En wij krijgen een schop en houweel in onze handen geduwd, om een graf te delven en de lijken te dumpen.
Nog meer Leuvenaars die door de Duitsers in de stad waren opgepakt, komen onze rangen vervoegen. Ongeveer 1500 gevangenen worden vervolgens in rijen van 10 gezet, aan handen en voeten gebonden en met touwen omspannen, zodat we ons niet meer kunnen verroeren. Terwijl de onderofficieren ons uitschelden en de lelijkste misdaden verwijten, legt een executiepeloton op 10 meter aan. Schieten doen ze niet. Het was maar om ons bang te maken… En dat zijn we ook. Doodsbang.
Opeens sleept men voor de officier een grote sterke kerel, gekneveld als een worst. De officier ondervraagt hem vluchtig, geeft hem oorvegen en stompen, tot de man valt en hij aan een lantaarnpaal wordt gebonden. Banden houden hem bij de hals aan de paal en wurgen hem langzaam.”