Oorlogscorrespondenten in Leuven

Toen de oorlog in Europa uitbrak, waren vele verslaggevers geroepen om naar het nieuwe oorlogsgebied te trekken. Sommigen waren gepokt en gemazeld door hun jarenlange ervaring in het vak. Voor anderen was het allemaal nieuw. Zij waagden hun kans om credibiliteit en faam in het perswereldje te verwerven.

Embedded

Vele kranten waren erop gebrand om hun correspondenten naar het oorlogsgebied in België te sturen, maar weinigen slaagden erin ze in een onafhankelijke omgeving te laten werken. Door de betrokkenheid bij de oorlog was dat voor Britse of Franse journalisten per definitie onmogelijk. Even tot vijandelijk gebied doordringen, zat er echt niet in. Met één van de bevriende legers mee trekken, kon dan weer wel, maar de verslaggeving was in dat geval eenzijdig. Uit foto’s in het Imperial War Museum blijkt dat een tot dusver onbekende oorlogsfotograaf van het ‘Sport & General Press Agency’ de Belgische terugtrekking vanuit Leuven via Mechelen (19-20 aug 1914) in beeld heeft gebracht. Hij volgde in het spoor van het Belgisch leger. Ook filmmaker Yates (Warwick bioscope) en Th. Grant van de Daily Mirror opereerden in augustus 1914 vanuit onbezet gebied, dat onder controle van het Belgisch leger stond.

Journalisten van neutrale staten genoten in principe een grotere bewegingsvrijheid, maar dan nog werd ongecensureerd werken hen niet gemakkelijk gemaakt. De Franse en Britse legers wilden geen oorlogscorrespondenten in de buurt hebben. En ook aan de andere kant van de strijdende partijen stond men niet echt te springen. Oostenrijk accrediteerde wel 118 journalisten uit eigen land, het bevriende Duitsland en neutrale landen. Zwitsers, Zweden, Denen, Amerikanen werden in een ‘Kriegspresse quartier’ ondergebracht, waar ze… leerden paard rijden. De echte troepenbewegingen kregen ze niet te zien en van de slagvelden werden ze bewust weg gehouden.

Powell_VonBoehn

Powell in het gezelschap van de Duitse generaal von Böhn

Het Belgische leger aanvaardde met mondjesmaat buitenlandse journalisten. Alexander Powell van de New York World en oorlogsfotograaf Donald Thompson, kregen het statuut van oorlogscorrespondent erkend door het Belgisch leger: Special correspondents with the Belgian Forces in the field. Antwerpen was hun eerste stek op Belgisch grondgebied, dicht bij het Belgische hoofdkwartier, maar dat belette hen niet om begin september 1914 de oversteek naar Brussel in bezet gebied te wagen, waar het Amerikaanse gezantschap zich bevond. Tijdens die oversteek zag Powell als eerste buitenlandse journalist de uitbarstingen van geweld in Aarschot. In Leuven passeerde hij alleen maar. Opvallend is het merkwaardige gemak waarmee hij in een wagen met wapperende Amerikaanse vlag het front overstak. In Belgisch gebied kregen ze een escorte en een vrijgeleide mee. Eens het niemandsland voorbij liepen Powell en Thompson bij elke Duitse controlepost het risico te worden aangehouden of erger. Het wantrouwen was groot, maar hun tocht Antwerpen-Brussel-Antwerpen toonde aan dat de grens tussen vrij en bezet gebied zeker niet hermetisch afgesloten was. Journalisten van neutrale staten bleken een relatief grote bewegingsvrijheid te hebben.

Onafhankelijk

In Brussel streek in augustus 1914 een heel legertje van –vooral Amerikaanse- oorlogscorrespondenten neer. Velen kenden elkaar van vorige ontmoetingen naar aanleiding van eerdere internationale conflicten elders in de wereld. Bij het Amerikaanse gezantschap onder leiding van Brand Whitlock en zijn secretaris Hugh Gibson maakten ze de nodige papieren in orde en legden ze contacten. Brussel lag ten slotte niet ver van het snel oprukkende front. Vanuit de hoofdstad trokken de journalisten naar de conflicthaarden in de buurt. Op 18 augustus trok een auto met journalisten op initiatief van Frederick Palmer via Leuven naar Halen, want zij wilden die ene plaats waar het Belgische leger tot een succesje had geboekt, wel eens van dichterbij bekijken.

Paspoort van R. Harding Davis, opgesteld door Hugh Gibson en ondertekend door Brand Whitlock, Amerikaans gezantschap in Brussel

Paspoort van R. Harding Davis, opgesteld door Hugh Gibson en ondertekend door Brand Whitlock, Amerikaans gezantschap in Brussel

Maar dergelijke journalistieke ‘uitstapjes’ bleven gevaarlijke ondernemingen, zoals de nestor van de Amerikaanse oorlogsverslaggevers Richard Harding Davis die voor de New York Tribune werkte, het ondervond. Hij trok op 23 augustus naar het front in Enghien, maar werd tijdens één van de vele controles onderweg door een Duitse post opgepakt. Toen hij voor spionage dreigde te worden doodgeschoten, ontsnapte hij ternauwernood aan de terechtstelling dankzij de interventie van de Amerikaanse gezant in Brussel, Brand Whitlock. Die traumatiserende gebeurtenis was er voor Harding Davis teveel aan. Hij wou weg uit Brussel. Omdat Brussel intussen door Duitse troepen was ingenomen, kon hij alleen via een door de Duitse autoriteiten toegelaten route terugkeren: eerst naar Aken en van daaruit naar het neutrale Nederland. Zijn tocht uit bezet gebied werd begeleid door Duitse troepen. Op een trein richting Duitsland gezeten, stopte hij op 27 augustus in Leuven, maar hij mocht er niet uit. Vanuit zijn gesloten coupé merkte hij dat er van alles aan de hand was, maar de toegang tot de stad werd hem ontzegd. Het belette Harding Davis niet om er een bevlogen artikel over te publiceren in de New York Tribune (31 augustus 1914).

Buitenlandse journalisten in Leuven

De eerste buitenlandse journalisten die bezet Leuven bereikten, waren –nogmaals- Amerikanen. Op 18 augustus 1914 reed Frederick Palmer naar het front bij Tienen, niet beseffend dat er toen gevechten rond de Getelinie waren uitgebroken. Leuven was toen nog het hoofdkwartier van de koning en zijn legerstaf. Geen wonder dus dat de stad vele controleposten telde, waar Palmer (begeleid door Hugh Gibson, secretaris bij het Amerikaanse gezantschap voor België) zijn doorgangspas voor een militair ‘visum’ naar Tienen inruilde. Gibson en Palmer bezochten op een drafje het Amerikaans theologisch college in Leuven en trokken dan verder. Hun oponthoud in Leuven was kort en niet de bestemming van de reis. Veel wisten ze dus niet te vertellen over de oorlogstoestand in de stad.

Dat veranderde nadat Leuven op 19 augustus 1914 door de Duitse troepen werd ingenomen. Gealarmeerd door berichten van vluchtelingen uit Tienen deelden vier correspondenten (Cobb, McCutcheon, Dosch, Irwin) een taxi richting Leuven. Eigenlijk wilden ze naar Tienen, maar onderweg kruisten ze in uiterste verwarring de oprukkende Duitse troepen en die stonden hen niet toe verder te trekken. Noodgedwongen overnachtten ze in Leuven in hotel Milles Collonnes op het stationsplein, waar ze onder Duits toezicht werden geplaatst. Ze mochten enkel naar buiten om te gaan eten, maar contacten met de bevolking waren uit den boze, want konden altijd gebruikt worden om informatie over troepenbewegingen over te smokkelen. Na drie dagen hielden de vier Amerikaanse oorlogscorrespondenten het voor bekeken. Ze keerden naar Brussel terug en waren dus niet in de stad toen het geweld losbarstte.
Vanaf 20 augustus 1914 verlieten overigens de meeste Amerikaanse journalisten hun uitvalsbasis in België. De inname van Brussel door het Duitse leger was voor vele buitenland correspondenten het signaal om te verkassen naar andere plaatsen van waaruit het front gemakkelijker bereikt kon worden.

Mokveld bij de uitgebrande bib in de Naamsestraat, Leuven (Mokveld, De overweldiging, 1916)

Mokveld bij de uitgebrande bib in de Naamsestraat, Leuven (Mokveld, De overweldiging, 1916)

Hoogstwaarschijnlijk was Lambertus Mokveld de eerste buitenlandse journalist die het rampgebied Leuven bereikte, een jonge onervaren correspondent van de Nederlandse krant De Tijd. Vanuit Maastricht stak Mokveld het front over om zo tot bezet gebied door te dringen. In het spoor van de vernielingen volgde hij al fietsend de marsroute van het Duitse leger. Hij arriveerde vermoedelijk 27 of 28 augustus in Leuven en trof er een bijna volledig verlaten stad aan. In de voormiddag van 27 augustus was heel Leuven geëvacueerd, onder het voorwendsel dat de Duitse artillerie de stad zou plat bombarderen. Wat overigens nooit gebeurd is. Hier en daar laaiden nog brandjes op, maar bovenal beschreef Mokveld de verschrikkingen en de doordringende lijkengeur.

Zijn collega’s van de New York World, Alexander Powell en oorlogsfotograaf Donald Thompson, trokken pas begin september kortstondig door Leuven . De Amerikaanse activist en correspondent Mary Boyle O’Reilly zou op 28 augustus Leuven undercover hebben bezocht , maar de waarachtigheid van haar verhaal is lang niet zeker.

Geregeld keerde Mokveld naar Nederland terug, om er zijn verslagen naar de krantenredactie door te sturen of om telkens weer op krachten te komen. Want in het door oorlog geteisterde gebied was het gewone leven helemaal ontwricht.
Mokveld bezocht Leuven twee keer. Eén keer voor een tweetal dagen vermoedelijk rond 27 of 28 augustus-de precieze chronologie is niet altijd duidelijk- en een tweede van 8 tot 16 september 1914. Juist in deze periode deed het Belgische leger opnieuw een uitval vanuit de vesting Antwerpen tot in de omgeving van Rotselaar en Leuven. En bovendien had Mokveld met de data op zijn paspoort geknoeid, wat hem bij een controlepost in de buurt van Tienen veel kopzorgen bezorgde.

 

Censuur

In hoeverre was onafhankelijke nieuwsgaring mogelijk? Of de journalisten nu onafhankelijk opereerden of bij een van de legers ingekwartierd waren, bij de geallieerden of in bezet gebied, overal kregen ze met censuur af te rekenen. Het leger las teksten na en wat hen niet zinde, verdween zonder pardon uit de tekst. Elke verwijzing naar de aanwezigheid van troepen op welbepaalde plaatsen of troepenbewegingen ging er onverbiddelijk uit. Dat was aan Duitse zijde zo, maar gold ook als basisregel bij de geallieerde legers.

Tenzij kopijen per trein of op een andere manier het land uit werden gesmokkeld, was het doorseinen van teksten een hele opdracht. Amerikaanse journalisten merkten overigens dat hun telegrammen vanuit bezet gebied door de Duitsers werden tegengehouden.

Biblio
BRAND WHITLOCK, Belgium under the German occupation. I: A personal narrative. Londen, 1919.CROZIER E., American reporters on the Western Front, Westport, 1980, p. 35-42.
Door het oorlogsterrein” in Nieuwe Rotterdamsche Courant, 23-08-1914 (via internet: http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010033654:mpeg21:a0097 )
GIBSON H., A Journal From Our Legation in Belgium. New York 1917.
HARDING DAVIS R., With the Allies, Londen, 1915.
The Burning of Louvain, in New York Tribune, August 31, 1914, Reported from Louvain by Richard Harding Davis.
HAVERSOCK N. A., Fifty Years at the Front: The Life of War Correspondent Frederick Palmer, Washington, 1996.
KLEKOWSKI E. Americans in Occupied Belgium, 1914-1918. Accounts of the war from journalists, tourists, troops and medical staff. Jefferson (North Carolina) 2014
MOKVELD L., België : ervaringen, als Nederlandsch journalist opgedaan, tijdens een viermaandelijksch verblijf bij de Duitsche troepen in België, Rotterdam, 1916.
PALMER F., My Year of the Great War, New York, 1915.
POWELL E.A., Fighting in Flanders, Londen, 1915.