De loden hitte drukt alle leven weg. Het is 40 graden Celsius in Noord-Irak. In het betonnen skelet van een gebouw in aanbouw schuifelen honderden vrouwen en veel kinderen rond. De bouwwerf is hun laatste toevluchtsoord. Er zijn opvallend weinig mannen. Die zijn vermoord. Ik sta tussen de Yezidi, aanhangers van een oeroud geloof. Met tienduizenden zijn ze gevlucht, ontsnapt aan de strijders van de Islamitische Staat. Nu ja, strijders, fanatici zeg maar. Het is de zoveelste episode in de tragedie die Midden Oosten heet. Ik zou kunnen analyseren, oorzaken aanhalen, de geschiedenis en zijn verbanden schetsen. Maar nee, deze mensen kunnen nergens meer heen. Alweer. Een jaar geleden zat ik nog bij vluchtelingen uit Syrië. Enkele maanden geleden in Mali. Het stopt niet. Ook zij zijn met miljoenen.
Ibrahim is 10 jaar en zit voor mij op de vloermat in zijn vluchtelingentent. Hij leest voor uit een boekje. Rond hem zitten z’n nog kleinere broers en zusjes geschaard. ‘ Later wil ik dokter worden’ zegt hij trots. ‘Om de mensen hier te helpen’, voegt hij er nog aan toe. Al de vriendjes uit z’n dorp zijn ook op de vlucht. Hij weet niet waar ze zijn. Opvallend veel Syrische kinderen willen dokter worden. Vreemd toch? Niet Jihadstrijder of voetballer, maar dokter. Ik heb het al vaker gehoord in Syrië.
Het volgende dorp is net getroffen door bommen. In een van de vernielde huizen woonde een familie die al voor de tweede keer pech heeft. Ze kwamen van Aleppo, daar werd hun huis ook beschoten. Er blijft hun nog maar een uitweg nu: het vluchtelingenkamp. Daar worden ze buren van Ibrahim.
Zijn wij dan ‘mindere mensen’ ? Waarom laat de wereld ons in de steek? Ik ben terug thuis en Irak en Syrië liggen alweer duizenden kilometers van mijn bed. Maar de vraag van de papa van Ibrahim spookt alweer door m’n hoofd. En ik vind geen eenvoudig antwoord. Tienduizenden doden, miljoenen mensen ontheemd. Is dat dan niet genoeg? Bijna dagelijks vinden er nieuwe gruweldaden plaats, de ene al erger dan de andere, een nachtmerrie. Hoe kunnen mensen elkaar dit aandoen? Waarom doen we niets? Misschien heerst er revolutiemoeheid bij ons. Misschien is het conflict daar te moeilijk. Door alle leugens en propaganda is tenslotte al lang niet meer duidelijk wie goed is en wie kwaad. En dan zijn er nog de gratuite opmerkingen. Die Arabieren, al die moslims, allemaal hetzelfde! Waarom zouden wij opdraaien voor hun oorlogen? Zucht. Ik geef toe, de geschiedenis is niet eenvoudig. Elke mens, elk volk heeft zijn eigen verantwoordelijkheid.
Maar allicht zijn we even de miljoenen doden die in ‘onze’ oorlogen vielen vorige eeuw vergeten. Wie weet nog dat wij in België, ja zelfs in Leuven ooit zelf vluchtelingen waren?
En weldra komen ze weer om geld op te halen voor die fanatici! Is het al niet erg genoeg dat er zoveel jongeren naar ginder trekken voor de jihad? Geld voor wapens zeker? Ik hoor het velen denken. Maar wie weet hoeveel hulpverleners, dokters allerhande hun leven riskeren om de vriendjes van Ibrahim te helpen? In het geheim, omdat ze anders een doelwit zijn voor de zoveelste schurkenbende. Uit mijn ervaring in vele oorlogen heb ik onthouden hoeveel goede mensen er zijn. In Bagdad, Gaza, Kaboel, de lijst is eindeloos. Vaders en moeders die maar één wens hebben: hun kinderen levend van school zien komen.
(Rudi Vranckx, augustus 2014)